Je werkt in een drukkerij. Daar krijg je elke dag veel snij-opdrachten. Je bekijkt eerst welke opdrachten snel af moeten. Bijvoorbeeld omdat het een spoedklus is. Of omdat er nog collega’s aan moeten werken. Die moeten het bijvoorbeeld vouwen of tot een boek binden. Om te zorgen dat zij snel aan de slag kunnen, doe je dat werk eerst.
Als je de volgorde van je opdrachten hebt bepaald, ga je aan de slag. Je brengt het drukwerk naar de snijmachine. Die stel je goed in. Het papier moet recht liggen, anders snijd je door de tekst heen!
Als het snijwerk af is, breng je het naar de juiste collega’s. Die pakken het in om het te versturen. Of ze werken het verder af. Bijvoorbeeld door het te vouwen, te nieten of in te binden.