Je werkt bijvoorbeeld in een supermarkt of bij een bouwmarkt of bioscoop. Mensen komen bij jou hun producten betalen. Je scant de barcodes van de producten (of controleert de zelfscanner), noemt de prijs en vraagt of de klant wil pinnen of contant betalen. Je geeft het wisselgeld, het bonnetje en soms ook zegeltjes of voetbalplaatjes. Vragen van klanten beantwoord je en als er iets mis is met een streepjescode bijvoorbeeld, vraag je of een winkelmedewerker je helpt. En merk je dat de rij voor de kassa te lang wordt, dan roep je collega’s die een extra kassa kunnen openen.
Soms doe je niet alleen kassawerk, maar werk je bijvoorbeeld ook als vakkenvuller.