Je hebt veel land en gebruikt dit bijvoorbeeld om voedsel, bloemen of bomen te verbouwen. Je koopt zaden, stopt de zaden met machines in de grond en bemest het land. Als het groen klaar is, ga je oogsten. Dit betekent dat je alles van het land afhaalt. Hierna ga je het verkopen en hopelijk verdien je daar een goede boterham mee. Natuurlijk hangt de oogst af van onder andere de weersomstandigheden.
Het kan ook zijn dat je als agrariër een bedrijf met vee hebt, zoals koeien of varkens. De dieren houd je voor het vlees of voor de melk. Je moet ze voeren, melken en binnen of buiten zetten. Ook help je bij bevallingen, repareer je kapotte hekken of apparaten en verzorg je zieke dieren. Heel afwisselend dus.
Soms heeft een agrariër zowel gewassen als dieren.
Houd er rekening mee dat je echt heel hard moet werken. En soms moet je er ook ’s nachts uit, als een koe in de nacht een kalfje krijgt. Dieren houden geen rekening met onze nachtrust...