Jij gaat naar mensen toe die hulp nodig hebben. Dat zijn bijvoorbeeld oudere mensen of zieke mensen. Je ruimt het huis op en maakt alles schoon. Andere dingen die je doet zijn bijvoorbeeld wassen, strijken, boodschappen doen en koffiezetten. En je kleedt mensen aan of uit en kamt hun haar. Je praat met de mensen en zorgt dat ze zich fijn voelen. Je overlegt steeds met de hoofdverpleegkundige.