Je werkt meestal in een garage. Eerst praat je met de auto-eigenaar. Wat is het probleem? Dan controleer je de auto. Je bepaalt wat er precies moet gebeuren. Je schrijft dit op en stelt een prijs vast. Aan de klant vraag je of hij akkoord gaat. Dan ga je aan de slag. Je repareert kapotte onderdelen of vervangt dingen. Je zet bijvoorbeeld nieuwe banden onder de auto, smeert onderdelen, ververst de olie, vervangt remblokken, vult de koelvloeistof bij, … Als je klaar bent, test je of alles goed werkt. En je maakt de auto schoon. Dan bel je de klant. Hij kan zijn auto weer komen ophalen. Soms geef je hem advies over het onderhoud.
Jij checkt altijd de voorraad op de werkplaats. Je bestelt op tijd nieuwe auto-onderdelen en olie.