Als er een telefoontje binnenkomt, vraag je eerst waar de beller is en wat er aan de hand is. Daarna ga je bekijken wat je verder moet doen. Soms stuur je direct een ambulance. Terwijl de ambulance onderweg is, blijf je aan de praat. Je probeert zoveel mogelijk informatie te krijgen: hoe gaat het met de patiënt? Is de patiënt op een veilige plaats? Als het nodig is, geef je aanwijzingen: bijvoorbeeld de deur alvast opendoen, zodat de ambulanceverpleegkundige meteen naar binnen kan.
Je belt ook met de ambulance die onderweg is. Je geeft door wat je te weten bent gekomen. Zo kunnen ze zich onderweg voorbereiden.
Je meldt bij het ziekenhuis wat er is gebeurd en welke patiënt er onderweg is. Zo kan het ziekenhuis meteen aan de slag met de patiënt als die binnenkomt!