Je draagt een uniform. Je loopt op straat en let op of er niets misgaat. Door je uniform ben je herkenbaar. Mensen kunnen jou aanspreken. Dan help je ze: je wijst ze bijvoorbeeld de weg. En je kan eerste hulp geven: als iemand gewond raakt, weet je wat je moet doen.
Meestal is alles rustig. Maar als mensen zich niet aan de regels houden, spreek je ze aan. Bijvoorbeeld als ze keihard muziek aanhebben op straat. Soms haal je de politie erbij, of geef je zelf een boete. Je mag ook verdachte personen aanhouden. Bij noodgevallen grijp je in: of dat nu een vechtpartij is of een kind dat in het water ligt.