Je keurt bijvoorbeeld groente en fruit, of vlees en vee. Je richt je meestal op één ding. Óf groente en fruit, óf vlees en vis óf bloemen.
Je krijgt een vrachtbrief. Daarop staat wat er precies bezorgd is, en hoeveel. Dat kan 200 kilo aardappelen zijn, of een partij rozen.
Jij weet hoe je kan zien of de spullen helemaal goed zijn. Je bekijkt of de aantallen kloppen, en of de kwaliteit goed is. Het kan zijn dat je dat in een laboratorium doet. Zo weet de veilingmeester wat de spullen waard zijn, en voor hoeveel hij het kan verkopen.
Als er iets mis is, vul je een klachtenformulier in.
De spullen moeten zo snel mogelijk naar de kopers: eten zou anders slecht worden. Je werkt dus vroeg, en je werkt snel.