Je verzorgt bijvoorbeeld koeien, varkens of schapen. Je moet ze bijvoorbeeld voeren en hun stal schoonmaken. Ook controleer je of het goed gaat met alle dieren. Zieke beesten zet je apart en verzorg je extra. Soms help je als een dier moet bevallen. Ook kan het zijn dat je helpt bij het melken van de koeien of geiten. Je moet soms ook de hoeven van de dieren knippen. Dat doe je met een speciale tang.
Je maakt vaak ook machines schoon of repareert ze als dat nodig is. Het kan ook zijn dat je helpt op het land. Je maait dan het gras en maakt hooibalen. Je overlegt steeds met je leidinggevende.