Je checkt of alles goed werkt, en lost problemen op. Het liefst voorkom je problemen: je beveiligt bijvoorbeeld het internet tegen virussen. Je weet welke programma’s je daarvoor nodig hebt. Speciale programma’s tegen virussen bijvoorbeeld. Of je doet een test om te checken of een programma tegen virussen kan. En je test of er geen fouten in het programma zitten. Als je een nieuw systeem plaatst, sluit je ook alle kabels en snoeren aan. Van telefoons tot internetapparaten.
Veel werk doe je alleen, maar meestal werk je in een team. Je bedenkt bijvoorbeeld samen hoe je problemen voorkomt. En wie welke taken heeft. Je werkt bij een bedrijf dat computers en programma’s verkoopt (ICT-bedrijf) of bij een bedrijf dat zorgt voor beveiliging van computersystemen.