Eerst maak je samen met de leerlingen een stageplan met doelen. Wat willen ze leren? Hierna ga je met ze oefenen. Je geeft uitleg en dan gaan de leerlingen aan de slag. Ze repareren bijvoorbeeld een automotor (bouwsector) of ze spreken met een patiënt (ziekenhuis). Jij controleert of alles goed gaat en stuurt bij waar nodig. Ook beantwoord je vragen, maar je daagt de leerlingen ook uit om dingen zelf te ontdekken. Verder heb je contact met de school en het stagebedrijf van de leerling. Je bespreekt met hen de invulling van de stage en de voortgang. Soms kijk je bij de leerling op zijn stageplaats. Aan het einde van de stage geef je de scholier een beoordeling.