Je werkt bij een textieldrukkerij. Je krijgt een opdracht van een klant of van je leiding.
Als je met een grote printer of pers werkt, stel je de machine eerst in. Je let bijvoorbeeld op de printsnelheid. Je kiest ook de juiste inkt. Eerst maak je een proefdruk. Als het nodig is, pas je nog iets aan: bijvoorbeeld de plaats van het logo. Daarna gaat de printer aan de slag. Als alles klaar is, pak je het netjes in.
Het kan zijn dat je met de hand drukt. Bijvoorbeeld met een hittepers. Dan krijg je een geprint logo op folie. Dat werk je netjes af. Daarna leg je het op stof. Met een pers plak je het folie vast.
Bij kleine drukkerijen heb je ook contact met klanten: je helpt ze met passen en kiezen, en je maakt de rekening op.