Je kunt in allerlei winkels werken. Een kledingwinkel, een elektronicawinkel of een drogisterij. Of een autodealer of een brillenwinkel! Je helpt klanten; je geeft ze advies en beantwoordt vragen. En als ze een keuze hebben gemaakt, ga je de producten met ze afrekenen.
Behalve verkopen moet je er ook voor zorgen dat de winkel er netjes uitziet. Je let op dat alles schoon is. En je zet de spullen mooi neer. Je let verder op de voorraad: als er spullen bijna op zijn, moet je dat op tijd doorgeven aan je leidinggevende. Anders zijn de schappen of de rekken leeg en kan je niets verkopen...