Afhankelijk van je specialisatie controleer je bijvoorbeeld het navigatiesysteem van een vliegtuig of het aircosysteem. Je test of alles nog naar behoren werkt. Als het nodig is, ga je onderdelen repareren of vervangen. Denk aan lampjes vervangen, gebroken kabels vervangen of de zuurstofkapjes schoonmaken. Het kan ook zijn dat je storingen moet oplossen. Je doet dit allemaal volgens de regels, want de veiligheid van passagiers is natuurlijk erg belangrijk. Ook schrijf je altijd al je bevindingen en oplossingen op. Verder vertel je de monteurs wat ze moeten doen, help je bij problemen of vragen en controleer je hun werk. Jij bent eindverantwoordelijke.
Jij bent flexibel, want vliegtuigen gaan niet altijd van 9 tot 17 uur kapot. Bovendien zul je soms naar andere landen moeten reizen om een kapot vliegtuig te repareren.