Afhankelijk van je specialisme, kun je allerlei vormen of matrijzen maken. Bijvoorbeeld een vorm voor een bril, mobieltje of een automotor. Eerst bekijk je de 3D-tekening van het product. Je weet dan wat je moet maken. Dan bedenk je hoe je het precies gaat aanpakken. Vervolgens ga je echt aan de slag: je maakt de vorm. Hiervoor gebruik je machines en gereedschappen. Je werkt bijvoorbeeld met kunststof, hout of metaal. Het kan ook zijn dat je al bestaande vormen/matrijzen aanpast of repareert. Je rapporteert en overlegt steeds met je leidinggevende.