Je bent veel onderweg, in de auto of op de motor. Je krijgt een melding als er ergens een ongeluk of ander probleem is. Bijvoorbeeld olie op de weg of gladheid. Of een kapotte auto.
Het is jouw taak om te zorgen dat het verkeer zo goed mogelijk door kan rijden. Soms moet je het verkeer stilleggen. Je zet kegels neer zodat iedereen kan zien wat er mis is. Als het nodig is, bel je met de verkeerscentrale om een rijbaan af te laten zetten.
Je bent vaak eerder ter plaatse dan bijvoorbeeld de politie of ambulance. Soms geef je eerste hulp. Of je helpt met het invullen van de schadepapieren.
Je hebt ook avond- en nachtdiensten. Dan check je bijvoorbeeld of wegwerkzaamheden goed gaan. De weg moet altijd veilig zijn!