In alle winkels is een winkelmanager: in supermarkten, maar ook in boekwinkels, kledingwinkels of in broodjeszaken. Je zorgt als winkelmanager dat de werknemers weten wat ze moeten doen. Je verdeelt de taken. Je maakt bijvoorbeeld een rooster. Verder bekijk je of er genoeg spullen op voorraad zijn. Je bestelt op tijd nieuwe spullen, want anders is er niets om te verkopen!
Je zorgt er verder voor dat de winkel wordt schoongemaakt. En dat je winst maakt. Winst betekent het geld dat je overhoudt als je de kosten hebt betaald. Jij let op het geld en dat iedereen zijn loon op tijd krijgt. Maar je werkt zelf ook in de winkel: bijvoorbeeld achter de kassa, of om op te ruimen.
In een kleinere winkel heb je meer contact met klanten. Je geeft ze dan bijvoorbeeld advies of maakt een praatje.