Je leert hoe je ervoor zorgt dat de machines in een fabriek goed werken. Je leert hoe machines op elkaar zijn afgesteld. En hoe je de machines kan instellen of aanpassen als dat nodig is. Je oefent met het sleutelen aan machines, en met het instellen. Je maakt kennis met de verschillende apparaten en gereedschappen die daarvoor nodig zijn. Bijvoorbeeld meetapparatuur. Je krijgt daarom natuurkunde en wiskunde, technische vaktaal en rekenen. Je leert de kwaliteit in de gaten houden, werken volgens planning, en je leert werken met belangrijke papieren en digitale systemen.