Je leert werken aan bouwsels in en naast het water. Bijvoorbeeld sluizen, dijken, steigers, bruggen en oevers. Je leert hoe ze worden gemaakt. Je krijgt les over de materialen waarmee je werkt, zoals beton, grint, staal en kunststof. En je oefent met kleinere gereedschappen en grotere machines zoals een kraan.
Een waterbouwer helpt ook bij het maken van nieuwe waterbouw. Bijvoorbeeld door de grond te verhogen of af te graven, of te baggeren. Je leert dus over grondsoorten, maar ook slib. En je leert de regels over milieu en veiligheid.