In het vakinhoudelijk deel van de opleiding ontwikkel je vaardigheid in het luisteren, spreken, lezen en schrijven van de Duitse taal. Daarnaast krijg je vakken als grammatica, idioom, kennis van land en volk en literatuur. Vanaf het eerste jaar besteed je ook aandacht aan de vakdidactiek. In het laatste studiejaar zet je een eigen onderzoek op, vertaald naar de praktijk van het voortgezet onderwijs.
In het pedagogisch-didactisch programma staan twee vragen centraal: wat is een goede leraar en hoe word je dat? In werkcolleges ga je aan de slag rond zeven thema’s die alles te maken hebben met het beroep van docent: relatie, gezag, leeromgeving, organisatie, ontwikkeling, uniciteit en verantwoordelijkheid.
Elke student Duits neemt tijdens zijn studie deel aan een studiebezoek aan een Duitstalig land. Studenten geven aan dat bijvoorbeeld een taalcursus of een werkverblijf bijdraagt aan de verbetering van hun taalvaardigheid.
Deze drie kernwoorden lopen als een rode draad door onze opleidingen heen, met als doel om onze studenten zo goed mogelijk op te leiden en te professionaliseren.